dinsdag 15 oktober 2013

Gelijkwaardige kennis


Afgelopen week heb ik een presentatie mogen houden op het symposium ‘Client centered care’ in Rotterdam; er waren veel studenten verloskunde en ook verloskundigen en docenten.

Een van de kernboodschappen die ik mee wilde geven aan het publiek, was dat de moeder een kennis heeft van haar eigen lichaam die een zorgverlener nooit kan hebben, en die niet te meten valt van buitenaf. Hetzelfde geldt voor het contact dat zij met haar baby heeft. Deze kennis is gelijkwaardig aan de kennis die de zorgverlener heeft. Niet hetzelfde. Gelijkwaardig. 

Deze kennis kan (en zou moeten!) aangewend worden in de zwangerschap en bevalling, als bron van informatie, juist ook voor de zorgverlener die naast haar staat. Ik zag velen geïnteresseerd of zelfs instemmend knikken. Daarnaast kwam er ook verzet. ‘De vrouw bevalt maar één of twee keer, ik heb honderden bevallingen begeleid. Zij kan daarmee geen expert zijn, ik ben dat wel. Bovendien kan zij pathologie niet voorspellen of onderscheiden, dat kan ik wel.’

Waarom toch die weerstand? Wat ligt daaraan ten grondslag? Wat maakt het zo eng om van de kracht en wijsheid van de vrouw uit te gaan? Waarom wil de zorgverlener het zo graag het beste weten?

Als doula zijn we in principe opgeleid om te luisteren, te vragen, informatie te geven, af te stemmen met de vrouw, en haar te volgen in haar keuzes. Maar misschien gebeurt mij dit als doula ook - het beter willen/denken te weten dan de vrouw zelf. De hand in eigen boezem is het meest interessant – zelfreflectie siert de mens!

Vorig jaar was ik bij een badbevalling, derde kindje. Vroedvrouw was onderweg maar nog niet ter plaatse. Het ging heel erg snel. Het hoofdje werd geboren. Opeens voelde ik spanning, mijn hart sneller kloppen. De moeder zat heel diep gehurkt in het bad. Ik kon niets zien (waarom moest ik iets zien?). Ik vroeg: gaat het goed, heeft de baby ruimte genoeg? Moeder zei, ongeduldig, ‘met de baby is alles goed’. Tijdens de wee gebeurde er niets. Dan zegt de moeder: ‘argh, hij beweegt zo’. Ik suggereer dat ze toch even wat ruimte maakt. Ze gaat op handen en knieen; bij de volgende wee wordt de baby geboren. De vroedvrouw is direct daarna aanwezig.

Als ik hier op reflecteer: ik had toch de neiging om te sturen, iets te doen. Terwijl ik hier niet eens voor opgeleid ben! Bovendien ging het tot die tijd heel voorspoedig. De moeder geeft duidelijk aan dat alles goed is met de baby. Ja, het duurde wat lang, maar was dat erg? Zoals ik het nu zie, had het met mijn gevoel van onzekerheid te maken, of het wel goed aan het gaan was. Het idee dat ik iets aan het proces moest toevoegen, het in goede banen leiden. Achteraf gezien zou je bijna zelfs kunnen zeggen dat mijn ‘interventie’ heeft bijgedragen. Maar is dat wel zo? Waarom kon ik niet gewoon mijn mond houden?

En kunnen we zeggen dat dit een algemeen menselijk kenmerk is: het bij willen dragen aan een goed verloop, (onbewust) invloed willen uitoefenen, om de ander te ondersteunen. En in geval van geboorte, te zorgen dat de baby goed wordt geboren. Als ik die neiging al heb, hoe zit dat dan met een zorgverlener die er voor opgeleid is om te interveniëren, bij te dragen; versterkt dat die neiging niet? En hoe vaak lijkt het dan alsof de interventie ervoor gezorgd heeft dat de baby goed geboren is?

En hoe angstig is een zorgverlener dat de baby niet goed geboren wordt? Als ik denk aan alle keren dat ik bij een bevalling ben geweest waar de vrouw luid wordt aangemoedigd te persen ‘ja drukken, drukken, drukken. Zo gaat het goed’, waar een zekere opwinding in de ruimte ontstaat ‘ik kan al haartjes zien’ ‘de baby is er bijna’ ‘nog eventjes’, en de baby in die ‘consternatie’ geboren wordt, waar gaat dat dan over? Kan het te maken hebben met dezelfde spanning die ik voelde bij het bad, het plotselinge sneller kloppen van mijn hart? Het magische en ook mystieke moment van geboorte, waar het leven geconcentreerd intens aanwezig is, wordt niet een ieder die erbij is daardoor aangeraakt, ook in de angst die met leven en dood gepaard gaat?

Enfin, ik heb er veel van geleerd. Ben ook blij dat ik als doula heel bewust bezig kan zijn met het níet interveniëren - want dat wordt doorgaans niet van mij verwacht; al kan ik nog wel meer voorbeelden aanhalen waar ik daar toch toe verleid werd...

Ik zie ernaar uit nog meer van de gelijkwaardigheid – en ik zou zelfs willen zeggen, de superioriteit - van de kennis van de vrouw uit te gaan, en dat mijn enige rol nog is een spiegel voor haar te zijn waarin zij haar eigen wijsheid weerkaatst ziet.